Behandelingen neo-adjuvant/curatief en adjuvant/curatief
De curatieve behandeling mammacarcinoom bestaat uit een locoregionale behandeling en een systemische behandeling. Bij de systemische behandeling wordt al bij diagnose en in de preoperatieve mammacarcinoombespreking eerst nagedacht of er voor de locoregionale behandeling een indicatie is voor neo-adjuvante systemische behandeling. De indicatie adjuvante systeemtherapie wordt in de postoperatieve multidisciplinaire mammabespreking definitief vastgelegd en bespreking en uitvoering valt onder hoofdbehandelaarschap internist-oncoloog.
Studiedeelname
Er wordt bij iedere behandeling eerst gekeken of de behandeling in de Friese regio in studieverband kan plaatsvinden, omdat dit voor de vooruitgang bij de behandeling van borstkanker in zijn algemeen en soms ook voor de patiënt zelf voordeel op kan leveren. Er wordt als er geen studie in de Friese regio is of geen standaard behandeling is, gekeken naar mogelijkheden andere landelijke studiedeelname.
Neo-adjuvant
Neo-adjuvante systemische therapie
Bij neo-adjuvante systemische therapie wordt grotendeels gebruik gemaakt van dezelfde middelen als bij adjuvante therapie, maar het schema kan wel anders zijn. Het effect op ziektevrije overleving en totale overleving is niet verschillend. Bij neo-adjuvante behandeling kan informatie gekregen worden over het effect van de systemische therapie op de tumor en kan een extra doel zijn om de tumor preoperatief te verkleinen en daarmee een borstsparende behandeling mogelijk te maken. Er kan ook een consequentie m.b.t. behandeling okselklieren uit voortvloeien. Het compleet verdwijnen van de tumor en/of lymfeklieren wordt als gunstig gezien.
Verder wordt de term neo-adjuvante behandeling ook gebruikt bij een vergevorderde borstkanker (stadium III), waarbij het doel gericht is op mogelijk maken chirurgie en maximale lokale behandeling.
Voorwaarden voor start van neo-adjuvante therapie stadium II
- Neo-adjuvante systemische therapie bij stadium II mammatumoren wordt alleen gegeven als er ten tijde van de diagnose al een indicatie bestaat voor systemische therapie. Dit is bij ERposHERneg bij N+, tumoren > 2cm
- Op histologisch biopt: bepalen van ER- en PR-receptoren en HER/neu
- Preoperatief nauwkeurig vastleggen van de initiële tumorgrootte en uitbreiding door middel van MRI scan. Screening op afstandsmetastasen d.m.v. PET CT scan bij N+ of grotere (cT3, cT4) N0 tumoren of op indicatie van het mammateam. Echo oksel wordt ook standaard gedaan en indien suspecte lymfeklieren (LK) hierbij cytologie LK oksel.
- Zaadmarkering tumor voor start van de chemotherapie en indien okselklieren klinisch en bij echo negatief: Schildwachtklier (SWK) procedure postoperatief. Als de lymfeklieren positief zijn dan ook zaadmarkering van de okselklier voor start van de chemotherapie.
Voorwaarden voor start van neo-adjuvante therapie stadium III
Neo-adjuvante systemische therapie is geïndiceerd bij locoregionaal uitgebreid mammacarcinoom (stadium III).
- Keuze van de systemische therapie is conform bij stadium II
- cT4 tumoren fotograferen om uitbreiding in de huid vast te leggen
Neo-adjuvante endocriene therapie
Er wordt gestart met een aromataseremmer (letrozol of anastrozol) bij een postmenopauzale vrouw. Binnen de Friese regio is er voor gekozen om de aromataseremmer exemestaan in deze setting niet te gebruiken, ook al is dit middel even effectief. Het doel kan zijn vermijden van lokale behandeling bij patiënten op hoge leeftijd met comorbiditeit, waarbij de problemen van de borstkanker ondergeschikt lijken aan de het individu. Een man met borstkanker wordt met tamoxifen behandeld.
Premenopauzaal wordt zelden gebruik gemaakt van neo-adjuvant endocrien. Als dit wel gebeurt, dan bij patiënten < 40 jaar en nog premenopauzaal i.c.m. LHRH (gosereline 3,6 mg sc 1 x per 4 weken). Als het doel een borstsparende behandeling is, dan is belangrijk, dat de neo-endocriene behandeling voldoende tijd krijgt om effectief te zijn. Dit betreft dan een periode van > 3 maanden, maar ook een periode van 6-9 maanden is mogelijk.
Neo-adjuvante chemotherapie
Behandeling conform adjuvante chemotherapie voor ER-positief mammacarcinoom. Wel wordt zoveel mogelijk de volledige chemotherapie voor de operatie gegeven.
Adjuvant/curatief
Adjuvante systemische therapie
De systemische middelen zijn grotendeels hetzelfde als bij neo-adjuvante systemische therapie en hebben hetzelfde effect op ziektevrije en totale overleving. Bij de bespreking van het behandelvoorstel met de patiënt en familie wordt tot leeftijd 70 jaar standaard gebruik gemaakt van predict, een programma wat de prognose zonder en met adjuvante behandeling voorspelt en als patiënt dit wil wordt deze prognostische informatie gedeeld.
Patiënten met mammacarcinoom komen post operatief in aanmerking voor adjuvante chemotherapie als er op 10 jaar ziektevrije >10% en totale overleving absoluut > 3% winst te halen is. Hiervoor zijn landelijke criteria opgesteld.
De bijdrage in (ziektevrije-) overlevingswinst door chemotherapie is beperkt bij patiënten met een ER+/laag stadium mammacarcinoom en er wordt gekeken of afgezien kan worden van adjuvante chemotherapie, los van de vastgestelde en blijvende indicatie tot adjuvante endocriene behandeling. Naast predict kan daarom op indicatie aanvullend een genexpressieprofiel, zoals de Mammaprint® overwogen worden, indien er een indicatie en patiënten motivatie is voor adjuvante chemotherapie. Ki67 is een alternatief voor de mammaprint om het risico in te schatten. Een mammaprint is niet van toegevoegde waarde als de indicatie tot behandeling al sterk genoeg is en ook niet als het risico laag is, omdat hierdoor zelfs risico tot overbehandeling kan ontstaan. Er is een twijfel groep bij hoger risico, waarbij de twijfel is, dat op basis van het advies van de mammaprint onderbehandeling van chemotherapie, geadviseerd zou kunnen worden. Zie voor de verschillende groepen de tabel hieronder.
Wel of geen mammaprint (ki67) inzetten (ductaal, 35-70 jaar, ER-positief, HER-negatief)
Indicatie | |
G1 en kleiner 3 cm en N0 | geen indicatie adjuvante chemotherapie en laag risico en daarom geen print inzetten |
G1 en kleiner 2 cm en N1 (1 positieve lymfeklier) | |
G2 en kleiner 2 cm en N0 | |
G3 en kleiner 1 cm en N0 | |
G1 en 3-5 cm en N0 | wel indicatie adjuvante chemotherapie en laag-middel-hoog risico en daarom wel indicatie mammaprint. Indien high risk wel chemotherapie en indien low risk afzien chemotherapie |
G1 en 2-5 cm en N1 (1 positieve lymfeklier) | |
G2 en 2-5 cm en N0 | |
G2 en kleiner 5 cm en N1 (1 positieve lymfeklier) | |
G1 en 2-5 cm en N1 (2 of 3 positieve lymfeklieren) | wel indicatie adjuvante chemotherapie en twijfel indicatie mammaprint, want al hoog risico en indien low risk print en afzien chemotherapie mogelijk onderbehandeling |
G2 en kleiner 5 cm en N1 (2 of 3 positieve lymfeklieren) | |
G3 en 1-2 cm en N0 |
Adjuvante endocriene therapie
De indicatie tot adjuvante endocriene therapie wordt gesteld afhankelijk van gradering, T en N status en er is een indicatie voor adjuvante endocriene behandeling volgens onderstaand schema indien ER > 10% en/of PR > 10%, waarbij dit onafhankelijk van leeftijd en HER2 status is.
Alleen bij ER+ tumoren, postmenopauzale patiënten, zijn er drie qua overlevingswinst evenwaardige schema’s, waarbij onze standaard een sequentiële behandeling van 5 jaar met twee tot drie jaar tamoxifen gevolgd door drie tot twee jaar letrozol of anastrozol is. Dit heet ook wel de switchbehandeling. Tweede optie is starten met letrozol of anastrozol gevolgd door tamoxifen. De derde optie bestaat uit 5 jaar letrozol of anastrozol. Als er een contra-indicatie voor letrozol en anastrozol bestaat, is behandeling gedurende 5-10 jaar met tamoxifen een iets minder effectief, maar goed alternatief. Wanneer hinderlijke artralgie of een andere bijwerking op hormonale behandeling optreed kan een ander type worden geprobeerd. Er bestaat vanuit ziektewinst geen bepaalde voorkeur voor één van de drie geregistreerde aromataseremmers in Nederland, maar omdat de aromataseremmer exemestaan i.c.m. doelgerichte therapie everolimus bij goed hormoon gevoelig mammacarcinoom in gemetastaseerde ziekte als behandellijn na letrozol of anastrozol ingezet kan worden wordt meestal gekozen in de adjuvante setting voor letrozol of anastrozol.
Verlengde endocriene behandeling na 5 jaar wordt postmenopauzaal gedaan met letrozol of anastrozol bij N+ gedurende 2-3 jr. Er is geen winst op overleving, maar wel beperkt op ziektevrije overleving van verlengde endocriene therapie aangetoond. Het restrisico na 5 jaar adjuvant endocrien moet hoog genoeg zijn om dit te adviseren.
Indien premenopauzaal en leeftijd < 40 jaar wordt 5-10 jaar tamoxifen en 2 tot 5 jaar leuproline geadviseerd. Bij patiënten met een BRCA1/2 genmutatie is definitieve ovariële uitschakeling d.m.v. dubbelzijdige adnexectomie een evenwaardige endocriene behandeling t.o.v. leuproline. Het effect van leuproline op menopauze is volledig omkeerbaar.
Indien premenopauzaal en leeftijd > 40 jaar wordt 5 -10 jaar tamoxifen geadviseerd. Voor mannen is het advies 5-10 jaar tamoxifen.
NB Aromataseremmers werken niet bij intacte ovariële functie en zijn dus als enkelvoudige endocriene therapie gecontra-indiceerd bij premenopauzale vrouwen. Vrouwen die door de chemotherapie postmenopauzaal geworden zijn komen ook voor 5-10 jaar tamoxifen in aanmerking.
Verlengde endocriene behandeling na 5 jaar wordt premenopauzaal gedaan met tamoxifen gedurende nogmaals 5 jaar. Te benoemen is, dat er pas 5 jaar na staken van 10 jaar tamoxifen gebruik, er een kleine winst op overleving is aangetoond.
Adjuvante chemotherapie
Behandeling conform neo-adjuvante chemotherapie bij ER-positief mammacarcinoom. Bij N+ geïndiceerd bij alle patiënten tot 70 jaar. Bij fitte 70+ patiënten (met een ER-receptor negatieve tumor of andere ongunstige kenmerken) chemotherapie overwegen.
Bij N0 en risicofactoren: leeftijd < 35 jaar behalve een graad I tumor ≤ 1cm, leeftijd ≥ 35 jaar met een tumor van 1-2 cm en graad II of hoger en leeftijd ≥ 35 jaar met een tumor > 2 cm. Bij ER–, PR– en HER/neu– kan ook bij een tumor van 0,5-1,0 cm. chemotherapie overwogen worden.
Meerdere chemotherapieschema’s kunnen gebruikt worden en zijn gelijkwaardig qua overlevingswinst. Er is wel een verschil in bijwerkingenprofiel. Standaard wordt 4 x (dose dense) AC-12 x paclitaxel gebruikt. 3 x FEC gevolgd door 3 x docetaxel is een alternatief iets minder effectief schema, die wel wat minder neurotoxiciteit geeft. Bij een pre-existente bekende verminderde cardiale functie wordt voor docetaxel-cyclofosfamide als niet cardiotoxisch-niet anthracycline houdend evenwaardig 3e generatie chemotherapieschema gekozen. Een 2e generatieschema is 4-6 x AC. AC kan gebruikt worden als de patiënt bekend is met neurotoxiciteit. Een 1e generatie schema is oraal 6 x CMF en dit schema kan gebruikt worden als er sprake is van zowel neurotoxiciteit als een pre-existente bekende verminderde cardiale functie. Alternatief bij niet verdragen tabletten is het i.v. CMF schema.
Timing en volgorde
Chirurgie en systeemtherapie timing en volgorde
Het is belangrijk dat de behandelingen op elkaar aansluiten. Na neo-adjuvante behandeling wordt de operatie > 2 en < 5 weken na de laatste chemotherapie gepland. Immunotherapie kan rond operatie of bestraling door gepland worden.
Bij adjuvante endocriene therapie wordt de behandeling adjuvant < 5 weken vanaf de operatiedatum gestart. Dit kan gecombineerd worden met bestraling.
Bij N0 volgt postoperatief eerst een geïndiceerde bestraling en daarna start de chemotherapie > 2 en < 5 weken gerekend vanaf de laatste bestralingsdatum.
Bij N+ start na de operatie en voor de bestraling de chemotherapie < 5 weken gerekend vanaf de laatste operatiedatum.
Radiotherapie en chemotherapie timing en volgorde
Adjuvante chemotherapie wordt bij N+ voor de radiotherapie en bij N0 na de radiotherapie gestart. Het is belangrijk, dat er minimaal 2 tot 3 weken zit tussen einde bestraling bij borstsparende behandeling en start chemotherapie of immunotherapie/doelgerichte therapie i.c.m. chemotherapie, maar conform de richtlijnen van de NBCA wel < 5 weken. De NBCA heeft deze indicator vanaf 2014 verruimd en als volgt gedefinieerd; “Percentage patiënten met een wachttijd van ≤ 5 weken tussen radiotherapie en aanvang adjuvante chemotherapie”. Er wordt bij de bestraling namelijk een hypofractioneringsschema met geïntegreerde boost bij borstsparende behandeling gegeven, wat betekent dat in 3 à 4 weken een hoge dosis op de gehele mamma wordt gegeven. De acute toxiciteit ontstaat meestal aan het einde of in de week na de laatste bestraling. Te vroeg starten met de chemotherapie kan een flare-up geven van deze radiatie-toxiciteit, wat kan leiden tot meer fibrose van de mamma.
Studies/Named Patient Programs
Bij diagnose, behandeling en registratie van het mammacarcinoom lopen veel wetenschappelijke studies. Hiervoor is een landelijke organisatie, de Borstkanker Onderzoek Groep (BOOG). In de Friese regio wordt aangesloten bij deze landelijke studies. De studies zijn opgezet voor alle fasen van borstkanker. Er is een nauwe relatie met de patiëntenvereniging middels de patiënten adviesgroep. Studies bij borstkanker kunnen vallen onder verschillende hoofdonderzoekers, waarbij voor locoregionale behandeling dat een mammachirurg, radiotherapeut of internist-oncoloog is. Bij gemetastaseerde ziekte is de hoofdonderzoeker de internist-oncoloog. De studies die niet onder de internist-oncoloog vallen zijn niet in dit overzicht opgenomen. Verdere informatie is te vinden onder info@boogstudycenter.nl of http://www.boogstudycenter.nl/.
Named patient programs betreft medicatie, die nog niet standaard is, maar waar via een speciale regeling wel voor een individuele patiënt belangrijk kan zijn. Informatie hierover komt in het gesprek tussen internist-oncoloog en patiënt zo nodig aan de orde.
Zie ook de niet tumorspecifieke informatie en studies CPCT (Center Personalized Cancer Treatment) en SDM (Shared Decision Making).
CPCT is een niet specifiek op het mammacarcinoom gerichte studie, maar zodra er geen standaard behandelingen beschikbaar zijn, dan kunnen ook patiënten met mammacarcinoom hiervoor in aanmerking komen. SDM is een niet specifiek op het mammacarcinoom gerichte studie, maar betreft ook patiënten met mammacarcinoom.
Neo-adjuvante endocriene behandeling curatief/palliatief
Letrozol of Anastrozol
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
letrozol |
2,5 mg |
p.o. |
continu |
anastrozol |
1 mg |
p.o. |
continu |
Aantal cycli |
5 jr. |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
neo-adjuvant en adjuvant, ER+ pos |
Toelichting
Keuze maken tussen letrozol of anastrozol.
Kuren Neo-adjuvant chemotherapie curatief
AC-Paclitaxel
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
adriamycine |
60 mg/m2 |
i.v. |
1 |
cyclofosfamide |
600 mg/m2 |
i.v. |
1 |
paclitaxel |
80 mg/m2 |
i.v. |
1 |
Aantal cycli |
4 x AC, cyclus 14 (24 uur erna gevolgd door G-CSF)-21 dagen + 12 x paclitaxel, cyclus 7 dagen |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
neo-adjuvant en adjuvant dose dense |
Kuurtoelichting: AC (dd)-Paclitaxel (mamma)
Verbonden toedienlijsten
Toedieningsschema AC dd (AC- Paclitaxel)
en
Toelichting
Standaard wordt 4 x (dose dense) AC-12 x paclitaxel gebruikt.
De endocriene behandeling volgt na de neo-adjuvante chemotherapie en operatie adjuvant. Zie onder adjuvante endocriene behandeling.
Docetaxel-Cyclofosfamide
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
docetaxel |
75 mg/m2 |
i.v. |
1 |
cyclofosfamide |
600 mg/m2 |
i.v. |
1 |
Aantal cycli |
6, cyclus 21 dagen |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
(Neo-)adjuvant bij verminderde cardiale functie |
Kuurtoelichting: Docetaxel-Cyclofosfamide (mamma)
Verbonden toedienlijsten
Toelichting
Standaard wordt 4 x (dose dense) AC-12 x paclitaxel gebruikt. Bij een pre-existente bekende verminderde cardiale functie wordt voor docetaxel-cyclofosfamide als niet cardiotoxisch-niet anthracycline houdend evenwaardig 3e generatie chemotherapieschema gekozen. De endocriene behandeling volgt na de neo-adjuvante chemotherapie en operatie adjuvant. Zie onder adjuvante endocriene behandeling.
FEC-Docetaxel
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
fluorouracil |
500 mg/m2 |
i.v. |
1 |
epirubicine |
100 mg/m2 |
i.v. |
1 |
cyclofosfamide |
500 mg/m2 |
i.v. |
1 |
docetaxel |
100 mg/m2 |
i.v. |
1 |
Aantal cycli |
6 (3 x FEC en 3 x docetaxel), cyclus 21 dagen |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
neo-adjuvant en adjuvant, minder neurotoxisch t.o.v. AC-paclitaxel, maar ook iets minder effectief |
en
Kuurtoelichting: FEC-Docetaxel (mamma)
Verbonden toedienlijsten
Toelichting
Standaard wordt 4 x (dose dense) AC-12 x paclitaxel gebruikt. 3 x FEC gevolgd door 3 x docetaxel is een alternatief iets minder effectief schema, die wel wat minder neurotoxiciteit geeft. De endocriene behandeling volgt na de neo-adjuvante chemotherapie en operatie adjuvant. Zie onder adjuvante endocriene behandeling.
AC
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
adriamycine |
60 mg/m2 |
i.v. |
1 |
cyclofosfamide |
600 mg/m2 |
i.v. |
1 |
Aantal cycli |
6, cyclus 14 (24 uur erna gevolgd door G-CSF)-21 dagen |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
(neo-)adjuvant 1x per 14 dagen is dose dense |
Toelichting
Standaard wordt 4 x (dose dense) AC-12 x paclitaxel gebruikt. Een 2e generatieschema is 4-6 x AC. AC kan gebruikt worden als de patiënt bekend is met neurotoxiciteit. De endocriene behandeling volgt na de neo-adjuvante chemotherapie en operatie adjuvant. Zie onder adjuvante endocriene behandeling.
CMF i.v.
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
cyclofosfamide |
100 mg/m2 |
i.v. |
1-14 |
methotrexaat |
40 mg/m2 |
i.v. |
1 + 8 |
fluorouracil |
600 mg/m2 |
i.v. |
1 + 8 |
Aantal cycli |
6, cyclus 21 dagen |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
(neo-)adjuvant, 1e generatie minder effectief schema |
Toelichting
Standaard wordt 4 x (dose dense) AC-12 x paclitaxel gebruikt. Een 1e generatie schema is oraal 6 x CMF en dit schema kan gebruikt worden als er sprake is van zowel neurotoxiciteit als een pre-existente bekende verminderde cardiale functie. Alternatief bij niet verdragen tabletten is het i.v. CMF schema. De endocriene behandeling volgt na de neo-adjuvante chemotherapie en operatie adjuvant. Zie onder adjuvante endocriene behandeling.
CMF oraal
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
cyclofosfamide |
100 mg/m2 |
p.o. |
1-14 |
methotrexaat |
40 mg/m2 |
i.v. |
1 + 8 |
fluorouracil |
600 mg/m2 |
i.v. |
1 + 8 |
Aantal cycli |
6, cyclus 28 dagen |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
(neo-)adjuvant, 1e generatie minder effectief schema |
Toelichting
Standaard wordt 4 x (dose dense) AC-12 x paclitaxel gebruikt. Een 1e generatie schema is oraal 6 x CMF en dit schema kan gebruikt worden als er sprake is van zowel neurotoxiciteit als een pre-existente bekende verminderde cardiale functie. Alternatief bij niet verdragen tabletten is het i.v. CMF schema. De endocriene behandeling volgt na de neo-adjuvante chemotherapie en operatie adjuvant. Zie onder adjuvante endocriene behandeling.
Kuren Adjuvant chemotherapie curatief
AC-Paclitaxel
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
adriamycine |
60 mg/m2 |
i.v. |
1 |
cyclofosfamide |
600 mg/m2 |
i.v. |
1 |
paclitaxel |
80 mg/m2 |
i.v. |
1 |
Aantal cycli |
4 x AC, cyclus 14 (24 uur erna gevolgd door G-CSF)-21 dagen + 12 x paclitaxel, cyclus 7 dagen |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
neo-adjuvant en adjuvant dose dense |
Kuurtoelichting: AC (dd)-Paclitaxel (mamma)
Verbonden toedienlijsten
Toedieningsschema AC dd (AC- Paclitaxel)
en
Toelichting
Standaard wordt 4 x (dose dense) AC-12 x paclitaxel gebruikt. De endocriene behandeling volgt bij ERposHERneg mammacarcininoom na de adjuvante chemotherapie. Zie onder adjuvante endocriene behandeling.
Docetaxel-Cyclofosfamide
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
docetaxel |
75 mg/m2 |
i.v. |
1 |
cyclofosfamide |
600 mg/m2 |
i.v. |
1 |
Aantal cycli |
6, cyclus 21 dagen |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
adjuvant |
Kuurtoelichting: Docetaxel-Cyclofosfamide (mamma)
Verbonden toedienlijsten
Toelichting
Standaard wordt 4 x (dose dense) AC-12 x paclitaxel gebruikt. Bij een pre-existente bekende verminderde cardiale functie wordt voor docetaxel-cyclofosfamide als niet cardiotoxisch-niet anthracycline houdend evenwaardig 3e generatie chemotherapieschema gekozen. De endocriene behandeling volgt na de neo-adjuvante chemotherapie en operatie adjuvant. De endocriene behandeling volgt bij ERposHERneg mammacarcininoom na de adjuvante chemotherapie. Zie onder adjuvante endocriene behandeling.
AC
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
adriamycine |
60 mg/m2 |
i.v. |
1 |
cyclofosfamide |
600 mg/m2 |
i.v. |
1 |
Aantal cycli |
6, cyclus 14 (24 uur erna gevolgd door G-CSF)-21 dagen |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
(neo-)adjuvant 1x per 14 dagen is dose dense |
Toelichting
Standaard wordt 4 x (dose dense) AC-12 x paclitaxel gebruikt. Een 2e generatieschema is 4-6 x AC. AC kan gebruikt worden als de patiënt bekend is met neurotoxiciteit. De endocriene behandeling volgt na de neo-adjuvante chemotherapie en operatie adjuvant. Zie onder adjuvante endocriene behandeling.
De endocriene behandeling volgt bij ERposHERneg mammacarcininoom na de adjuvante chemotherapie. Zie onder adjuvante endocriene behandeling.
CMF i.v.
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
cyclofosfamide |
100 mg/m2 |
i.v. |
1-14 |
methotrexaat |
40 mg/m2 |
i.v. |
1 + 8 |
fluorouracil |
600 mg/m2 |
i.v. |
1 + 8 |
Aantal cycli |
6, cyclus 21 dagen |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
adjuvant, 1e generatie minder effectief schema |
Toelichting
Standaard wordt 4 x (dose dense) AC-12 x paclitaxel gebruikt. Een 1e generatie schema is oraal 6 x CMF en dit schema kan gebruikt worden als er sprake is van zowel neurotoxiciteit als een pre-existente bekende verminderde cardiale functie. Alternatief bij niet verdragen tabletten is het i.v. CMF schema De endocriene behandeling volgt bij ERposHERneg mammacarcinoom na de adjuvante chemotherapie. Zie onder adjuvante endocriene behandeling.
CMF oraal
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
cyclofosfamide |
100 mg/m2 |
p.o. |
1-14 |
methotrexaat |
40 mg/m2 |
i.v. |
1 + 8 |
fluorouracil |
600 mg/m2 |
i.v. |
1 + 8 |
Aantal cycli |
6, cyclus 28 dagen |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
adjuvant, 1e generatie mindereffectief schema |
Toelichting
Standaard wordt 4 x (dose dense) AC-12 x paclitaxel gebruikt. Een 1e generatie schema is oraal 6 x CMF en dit schema kan gebruikt worden als er sprake is van zowel neurotoxiciteit als een pre-existente bekende verminderde cardiale functie. Alternatief bij niet verdragen tabletten is het i.v. CMF schema. De endocriene behandeling volgt bij ERposHERneg mammacarcininoom na de adjuvante chemotherapie. Zie onder adjuvante endocriene behandeling.
FEC-Docetaxel
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
fluorouracil |
500 mg/m2 |
i.v. |
1 |
epirubicine |
100 mg/m2 |
i.v. |
1 |
cyclofosfamide |
500 mg/m2 |
i.v. |
1 |
docetaxel |
100 mg/m2 |
i.v. |
1 |
Aantal cycli |
6 (3 x FEC en 3 x docetaxel), cyclus 21 dagen |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
neo-adjuvant en adjuvant, minder neurotoxisch tov AC-paclitaxel, maar ook iets minder effectief |
en
Kuurtoelichting: FEC-Docetaxel (mamma)
Verbonden toedienlijsten
Toelichting
Standaard wordt 4 x (dose dense) AC-12 x paclitaxel gebruikt. 3 x FEC gevolgd door 3 x docetaxel is een alternatief iets minder effectief schema, die wel wat minder neurotoxiciteit geeft. De endocriene behandeling volgt bij ERposHERneg mammacarcininoom na de adjuvante chemotherapie. Zie onder adjuvante endocriene behandeling.
Adjuvante endocriene behandeling curatief
Tamoxifen-Leuproreline
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
tamoxifen |
20 mg |
p.o. |
1dd1 |
leuproline |
3,6 mg |
sc. |
1/28 |
Aantal cycli |
5 -10 jaar tamoxifen en 2-5 jaar leuproline |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
adjuvant, premenopauze < 40 jr, ER+ |
Kuurtoelichting: Tamoxifen-Leuproreline adjuvant (mamma)
Verbonden toedienlijsten
Toelichting
Leuproline bij voorkeur 5 jaar gebruiken. Standaard 5 jaar tamoxifen en beperkte winst op overleving 10 jaar tamoxifen. Bij vervroegd geïnduceerde menopauze cave ontwikkeling osteoporose.
Tamoxifen
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
tamoxifen |
20 mg |
p.o. |
1dd1 |
Aantal cycli |
5-10 jr. |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
adjuvant, premenopauze > 40 jaar en man met borstkanker ER+ |
Kuurtoelichting: Tamoxifen adjuvant (mamma)
Verbonden toedienlijsten
Toelichting
Standaard 5 jaar tamoxifen en beperkte winst op overleving 10 jaar tamoxifen.
Tamoxifen, Anastozol of Letrozol (switch)
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
tamoxifen |
20 mg |
p.o. |
Continu 2-3 jr. |
letrozol |
2,5 mg |
p.o. |
Continu 3-2 jr. |
anastrozol |
1 mg |
p.o. |
Continu 3-2 jr. |
Aantal cycli |
2-3 jaar tamoxifen en 3-2 jaar anastrozol of letrozol. Totaal 5 jr. |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
adjuvant, ER+ |
Kuurtoelichting: Tamoxifen, Anastozol of Letrozol (switch) (mamma)
Verbonden toedienlijsten
Toedieningsschema Tamoxifen-Anastozol of Letrozol (switch) (neo-)adjuvant
Toelichting
Keuze maken tussen anastrozol of letrozol.
Letrozol of Anastrozol
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
letrozol |
2,5 mg |
p.o. |
continu |
anastrozol |
1 mg |
p.o. |
continu |
Aantal cycli |
5 jr. |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
neo-adjuvant en adjuvant, ER+ pos |
Kuurtoelichting: Letrozol of Anastrozol adjuvant (mamma)
Verbonden toedienlijsten
Toelichting
Keuze maken tussen letrozol of anastrozol.
Verlengd Tamoxifen, Letrozol of Anastrozol
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
letrozol |
2,5 mg |
p.o. |
1dd1 |
anastrozol |
1 mg |
p.o. |
1dd1 |
tamoxifen |
20 mg |
p.o. |
1dd1 |
Aantal cycli |
2,5 jr. verlenging anastrozol of letrozol. 5 jr. verlenging tamoxifen |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
neo-adjuvant en adjuvant, ER+ |
Toelichting
Er is een beperkte winst op overleving aangetoond van verlengd tamoxifen van 5 naar 10 jaar en dit wordt geadviseerd als de bijwerkingen van de behandeling acceptabel zijn. Na 5 jaar tamoxifen is winst aangetoond op overleving van verlengd endocrien met 2,5 jaar letrozol of anastrozol bij postmenopauzale patiënten. Na de switch behandeling, waarbij al 2-3 jaar een aromataseremmer is gebruikt is een kleine winst op ziektevrije overleving van 2,5 jaar extra letrozol of anastrozol aangetoond, wat toegepast kan worden bij een hoog rest risico na 5 jaar behandeling.
Behandelingen lokaal recidief
Bij de behandeling van het lokaal recidief mammacarcinoom is het belangrijk om eerst naar de lokale situatie te kijken in samenspraak met chirurg en radiotherapeut. Er moet altijd stadiëringsonderzoek worden verricht, omdat een lokaal recidief een situatie is, waarbij de prognose ongunstiger is dan bij een primair mammacarcinoom. Hiervoor moet specifiek aandacht zijn en specifiek met de patiënt besproken worden. Een 2e mammacarcinoom in dezelfde borst of in de andere borst is geen lokaal recidief.
Bij de behandeling van het lokaal recidief mammacarcinoom is het net als bij de neo-adjuvante en adjuvante behandeling belangrijk gebruik te maken van tumorkenmerken, waarvan wel of niet oestrogeenreceptor (ER) en progesteronreceptor (PR)-gevoelig en wel of niet HER/neu-positief momenteel de belangrijkste tumorkenmerken zijn. Bij de keuze is ook direct belangrijk man-vrouw en of vrouwen pre- of postmenopauzaal zijn. Verder is bij sommige behandelingen ook informatie over wel/niet hebben van de genetische mutatie BRCA-1 of BRCA-2 belangrijk.
De diagnostiek en behandeling wordt vastgesteld in het preoperatieve of postoperatieve multidisciplinaire overleg borstkanker (MDO mammabespreking). Bij diagnostiek wordt gekeken naar klinische aspecten, beeldvorming, pathologie en aspecten die een behandelvoorstel kunnen bepalen. Behandeling kan bestaan uit chirurgie, oncoplastische chirurgie, radiotherapie met of zonder hyperthermie, medicamenteuze- en ondersteunende behandeling. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de locoregionale en systemische therapie. Er wordt gekeken naar erfelijkheid en genetische aspecten en mogelijkheden m.b.t. studiedeelname.
Pre- en/of postoperatieve beoordeling vindt plaats door de radioloog, mammachirurg en radiotherapeut en op indicatie plastisch chirurg, internist-oncoloog, radiotherapeutisch centrum met hyperthermie behandelmogelijkheden en geneticus.
Bij een lokaal recidief wordt er na een eerdere borstsparende behandeling niet opnieuw een borstsparende behandeling uitgevoerd en volgt altijd bestraling, met of zonder hyperthermie. Bij een lokaal recidief na eerdere ablatieve behandeling vindt lokale resectie van het lokale recidief plaats en volgt ook altijd bestraling, met of zonder hyperthermie.
De systemische therapie ook wel medicamenteuze behandeling genoemd wordt gegeven onder hoofdbehandelaarschap van de internist-oncoloog en kan bestaan uit combinaties van endocriene therapie (hormonen van de hypothalamus, hormonen en antihormonen en oestrogenen), chemotherapie, monoclonale antilichamen (immunotherapie), proteinekinaseremmers (doelgerichte therapie), ondersteunende behandelingen zoals calciumregulerende middelen (botversterkende medicatie) en glucocorticoïden. Bij een lokaal recidief wordt gesproken van secundair adjuvante systeemtherapie.
De internist oncoloog denkt mee vanaf diagnose recidief mammacarcinoom m.b.t. onderzoek en mogelijkheden van de systemische behandeling: wel of niet neo-adjuvant of secundair adjuvant, palliatief: gemetastaseerd, begeleidende behandelingen en mogelijkheden studiedeelname of named patient programs.
Studiedeelname
Er wordt bij iedere behandeling eerst gekeken of de behandeling in de Friese regio in studieverband kan plaatsvinden, omdat dit voor de vooruitgang bij de behandeling van borstkanker in zijn algemeen en soms ook voor de patiënt zelf voordeel op kan leveren. Er wordt als er geen studie in de Friese regio is of geen standaardbehandeling is, gekeken naar mogelijkheden andere landelijke studiedeelname. Dit betreft dan vaak fase 1 en 2 onderzoeken en/of named patient programs.
Standaardbehandelingen
Bij neo-adjuvante of adjuvante systemische therapie wordt grotendeels gebruik gemaakt van dezelfde middelen als bij neo-adjuvante of adjuvante therapie, maar het schema kan wel anders zijn. Bij neo-adjuvante behandeling kan informatie gekregen worden over het effect van de systemische therapie op de tumor en kan een extra doel zijn om de tumor preoperatief te verkleinen. De term neo-adjuvante behandeling ook gebruikt bij een vergevorderde borstkanker (stadium III), waarbij het doel gericht is op mogelijk maken chirurgie en maximale lokale behandeling. Bij een lokaal recidief wordt er na een eerdere borstsparende behandeling niet opnieuw een borstsparende behandeling uitgevoerd en volgt altijd bestraling, met of zonder hyperthermie. Bij een lokaal recidief na eerdere ablatieve behandeling vindt lokale resectie van het lokale recidief plaats en volgt ook altijd bestraling, met of zonder hyperthermie. M.b.t. systeemtherapie is het belangrijk de eerder gegeven systeemtherapie mee te wegen in de beslissing tot huidige behandeling.
Secundair neo-adjuvante systemische therapie bij lokaal recidief
De systemische middelen zijn bij het lokaal recidief hetzelfde als bij adjuvante en neo-adjuvante systemische therapie, maar de drempel om deze systeembehandeling te starten is lager en los van de tumorkenmerken is alleen het gegeven dat er sprake is van een lokaal recidief, dit voldoende reden. Het is belangrijk de eerder gegeven systeemtherapie mee te wegen in de beslissing tot huidige behandeling.
Neo-adjuvante endocriene therapie bij lokaal recidief
Er wordt gestart met een aromataseremmer (letrozol, anastrozol of exemestane) bij een postmenopauzale vrouw. Een man met borstkanker wordt met tamoxifen behandeld.
Premenopauzaal wordt zelden gebruik gemaakt van neo-adjuvant endocrien. Als het doel verbetering van de mogelijkheden tot lokale behandeling is, dan is belangrijk dat de neo-endocriene behandeling voldoende tijd krijgt om effectief te zijn. Dit betreft dan een periode van > 3 maanden, maar ook een periode van 6-9 maanden is mogelijk. Het is belangrijk de eerder gegeven systeemtherapie mee te wegen in de beslissing tot huidige behandeling.
Neo-adjuvante chemotherapie bij lokaal recidief
Behandeling conform adjuvante chemotherapie behandeling mogelijkheden. Het is belangrijk de eerder gegeven systeemtherapie mee te wegen in de beslissing tot huidige behandeling.
Secundair Adjuvant
Secundair Adjuvante systemische therapie bij lokaal recidief
De systemische middelen zijn bij het lokaal recidief hetzelfde als bij adjuvante en neo-adjuvante systemische therapie, maar de drempel om deze systeembehandeling te starten is lager en los van de tumorkenmerken is alleen het gegeven dat er sprake is van een lokaal recidief, dit voldoende reden. Het is belangrijk de eerder gegeven systeemtherapie mee te wegen in de beslissing tot huidige behandeling.
Secundair Adjuvante endocriene therapie
Alleen bij ER+ tumoren, postmenopauzale patiënten, zijn er drie qua overlevingswinst evenwaardige schema’s, waarbij onze standaard een sequentiële behandeling van 5 jaar met twee tot drie jaar tamoxifen gevolgd door drie tot twee jaar letrozol of anastrozol is. Dit heet ook wel de switchbehandeling. Tweede optie is starten met letrozol of anastrozol gevolgd door tamoxifen. De derde optie bestaat uit 5 jaar letrozol of anastrozol. Als er een contra-indicatie voor letrozol en anastrozol bestaat, is behandeling gedurende 5-10 jaar met tamoxifen een iets minder effectief, maar het is een goed alternatief. Wanneer hinderlijke artralgie of een andere bijwerking op hormonale behandeling optreed kan een ander type worden geprobeerd. Er bestaat vanuit ziektewinst geen bepaalde voorkeur voor één van de drie geregistreerde aromataseremmers in Nederland, maar omdat de aromataseremmer exemestaan i.c.m. doelgerichte therapie everolimus bij goed hormoon gevoelig mammacarcinoom in gemetastaseerde ziekte als behandellijn na letrozol of anastrozol ingezet kan worden, wordt meestal gekozen in de adjuvante setting voor letrozol of anastrozol, tenzij het lokale recidief onder een van deze middelen ontstond.
Verlengde secundaire endocriene behandeling na 5 jaar kan bij het lokaal recidief overwogen worden, waarbij geen goede gegevens m.b.t. het restrisico na 5 jaar secundair adjuvant endocrien beschikbaar zijn.
Indien premenopauzaal en leeftijd < 40 jaar wordt tamoxifen i.c.m. leuproline gebruikt. Bij patiënten met een BRCA1/2 genmutatie is definitieve ovariële uitschakeling d.m.v. dubbelzijdige adnexectomie een evenwaardige endocriene behandeling t.o.v. leuproline. Het effect van leuproline op menopauze is volledig omkeerbaar.
Indien premenopauzaal en leeftijd > 40 jaar wordt tamoxifen zonder leuproline geadviseerd. Voor mannen is het advies om tamoxifen te gebruiken.
NB Aromataseremmers werken niet bij intacte ovariële functie en zijn dus als enkelvoudige endocriene therapie gecontra-indiceerd bij premenopauzale vrouwen. Vrouwen die door de chemotherapie postmenopauzaal geworden zijn komen ook voor tamoxifen in aanmerking.
Secundair Adjuvante chemotherapie
Behandeling conform neo-adjuvante en adjuvante chemotherapie.
Studies/Named Patient Programs
Bij diagnose, behandeling en registratie van het mammacarcinoom lopen vaak wetenschappelijke studies. Hiervoor is een landelijke organisatie, de Borstkanker Onderzoek Groep (BOOG). In de Friese regio wordt aangesloten bij deze landelijke studies. De studies zijn opgezet voor alle fasen van borstkanker. Er is een nauwe relatie met de patiëntenvereniging middels de patiënten adviesgroep. Studies bij borstkanker kunnen vallen onder verschillende hoofdonderzoekers, waarbij voor locoregionale behandeling dat een mammachirurg, radiotherapeut of internist-oncoloog is. Bij gemetastaseerde ziekte is de hoofdonderzoeker de internist-oncoloog. De studies die niet onder de internist-oncoloog vallen zijn niet in dit overzicht opgenomen. Verdere informatie is te vinden onder info@boogstudycenter.nl of http://www.boogstudycenter.nl/.
Named patient programs betreft medicatie, die nog niet standaard is, maar waar via een speciale regeling wel voor een individuele patiënt belangrijk kan zijn. Informatie hierover komt in het gesprek tussen internist-oncoloog en patiënt zo nodig aan de orde.
Zie ook de niet tumorspecifieke informatie en studies CPCT (Center Personalized Cancer Treatment), drup studie en SDM (Shared Decision Making).
CPCT is een niet specifiek op het mammacarcinoom gerichte studie, maar zodra er geen standaard behandelingen beschikbaar zijn, dan kunnen ook patiënten met mammacarcinoom hiervoor in aanmerking komen. SDM is een niet specifiek op het mammacarcinoom gerichte studie, maar betreft ook patiënten met mammacarcinoom.
Secundair Neo-adjuvante endocriene behandeling bij lokaal recidief
Tamoxifen
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
tamoxifen |
20 mg |
p.o. |
1dd1 |
Aantal cycli |
5-10 jr. |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
(Secundair) (neo-)adjuvant, premenopauze > 40 jaar en man met borstkanker ER+ |
Toelichting
Standaard 5 jaar tamoxifen en beperkte winst op overleving 10 jaar tamoxifen.
Letrozol of Anastrozol
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
letrozol |
2,5 mg | p.o. |
continu |
anastrozol |
1 mg | p.o. |
continu |
Aantal cycli |
5 jr. |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
(secundair) (neo-)adjuvant en adjuvant, ER+ pos |
Toelichting
Keuze maken tussen letrozol of anastrozol.
Kuren secundair Neo-adjuvante chemotherapie bij lokaal recidief
AC-Paclitaxel
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
adriamycine |
60 mg/m2 |
i.v. |
1 |
cyclofosfamide |
600 mg/m2 |
i.v. |
1 |
paclitaxel |
80 mg/m2 |
i.v. |
1 |
Aantal cycli |
4 x AC, cyclus 14 (24 uur erna gevolgd door G-CSF)-21 dagen + 12 x paclitaxel, cyclus 7 dagen |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
(secundair) neo-adjuvant en adjuvant dose dense |
Kuurtoelichting: AC (dd)-Paclitaxel (mamma)
Verbonden toedienlijsten
Toedieningsschema AC dd (AC- Paclitaxel)
en
Toelichting
Standaard wordt 4 x (dose dense) AC-12 x paclitaxel gebruikt, als dit niet eerder gebruikt is.
De endocriene behandeling volgt na de secundaire neo-adjuvante chemotherapie en operatie adjuvant. Zie onder secundair adjuvante endocriene behandeling.
Docetaxel-Cyclofosfamide
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
docetaxel |
75 mg/m2 |
i.v. |
1 |
cyclofosfamide |
600 mg/m2 |
i.v. |
1 |
Aantal cycli |
6, cyclus 21 dagen |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
(secundair) (neo-)adjuvant |
Kuurtoelichting: Docetaxel-Cyclofosfamide (mamma)
Verbonden toedienlijsten
Toelichting
Standaard wordt 4 x (dose dense) AC-12 x paclitaxel gebruikt, als dit niet eerder is gebruikt. Bij een pre-existente bekende verminderde cardiale functie wordt voor docetaxel-cyclofosfamide als niet cardiotoxisch-niet anthracycline houdend evenwaardig 3e generatie chemotherapieschema gekozen. De endocriene behandeling volgt na de secundaire neo-adjuvante chemotherapie en operatie adjuvant. Zie onder secundair adjuvante endocriene behandeling.
FEC-Docetaxel
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
fluorouracil |
500 mg/m2 |
i.v. |
1 |
epirubicine |
100 mg/m2 |
i.v. |
1 |
cyclofosfamide |
500 mg/m2 |
i.v. |
1 |
docetaxel |
100 mg/m2 |
i.v. |
1 |
Aantal cycli |
6 (3 x FEC en 3 x docetaxel), cyclus 21 dagen |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
(secundair) neo-adjuvant en adjuvant, minder neurotoxisch t.o.v. AC-paclitaxel, maar ook iets minder effectief |
en
Kuurtoelichting: FEC-Docetaxel (mamma)
Verbonden toedienlijsten
Toelichting
Standaard wordt 4 x (dose dense) AC-12 x paclitaxel gebruikt als dit niet eerder gebruikt is. 3 x FEC gevolgd door 3 x docetaxel is een alternatief iets minder effectief schema, die wel wat minder neurotoxiciteit geeft.
De endocriene behandeling volgt na de secundaire neo-adjuvante chemotherapie en operatie adjuvant. Zie onder secundair adjuvante endocriene behandeling.
AC
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
adriamycine |
60 mg/m2 |
i.v. |
1 |
cyclofosfamide |
600 mg/m2 |
i.v. |
1 |
Aantal cycli |
6, cyclus 14 (24 uur na de kuur gevolgd door G-CSF)-21 dagen |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
(secundair) (neo-)adjuvant 1x per 14 dagen is dose dense |
Toelichting
Standaard wordt 4 x (dose dense) AC-12 x paclitaxel gebruikt, als dit niet eerder is gebruikt. Een 2e generatieschema is 4-6 x AC. AC kan gebruikt worden als de patiënt bekend is met neurotoxiciteit. De endocriene behandeling volgt na de neo-adjuvante chemotherapie en operatie secundair adjuvant. Zie onder secundair adjuvante endocriene behandeling.
CMF i.v.
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
cyclofosfamide |
100 mg/m2 |
i.v. |
1-14 |
methotrexaat |
40 mg/m2 |
i.v. |
1 + 8 |
fluorouracil |
600 mg/m2 |
i.v. |
1 + 8 |
Aantal cycli |
6, cyclus 21 dagen |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
(neo-)adjuvant, 1e generatie minder effectief schema |
Toelichting
Standaard wordt 4 x (dose dense) AC-12 x paclitaxel gebruikt, als dit niet eerder is gebruikt. Een 1e generatie schema is oraal 6 x CMF en dit schema kan gebruikt worden als er sprake is van zowel neurotoxiciteit als een pre-existente bekende verminderde cardiale functie. Alternatief bij niet verdragen tabletten is het i.v. CMF schema. De endocriene behandeling volgt na de neo-adjuvante chemotherapie en operatie secundair adjuvant. Zie onder secundair adjuvante endocriene behandeling.
CMF oraal
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
cyclofosfamide |
100 mg/m2 |
p.o. |
1-14 |
methotrexaat |
40 mg/m2 |
i.v. |
1 + 8 |
fluorouracil |
600 mg/m2 |
i.v. |
1 + 8 |
Aantal cycli |
6, cyclus 28 dagen |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
(neo-)adjuvant, 1e generatie minder effectief schema |
en
Kuurtoelichting: FEC-Docetaxel (mamma)
Verbonden toedienlijsten
Toelichting
Standaard wordt 4 x (dose dense) AC-12 x paclitaxel gebruikt, als dit niet eerder is gebruikt. 3 x FEC gevolgd door 3 x docetaxel is een alternatief iets minder effectief schema, die wel wat minder neurotoxiciteit geeft, maar ook dit schema kan niet herhaald worden. De secundair adjuvante endocriene behandeling volgt bij ERposHERneg mammacarcinoom na de operatie. Zie onder secundair adjuvante endocriene behandeling
AC
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
adriamycine |
60 mg/m2 |
i.v. |
1 |
cyclofosfamide |
600 mg/m2 |
i.v. |
1 |
Aantal cycli |
6, cyclus 14 (24 uur na de kuur gevolgd door G-CSF)-21 dagen |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
adjuvant, cyclus per 2 weken is dose dense |
Toelichting
Standaard wordt 4 x (dose dense) AC-12 x paclitaxel gebruikt. Een 2e generatieschema is 4-6 x AC, maar ook deze kan alleen herhaald indien niet eerder antracyclines gebruikt. AC kan gebruikt worden als de patiënt bekend is met neurotoxiciteit. De secundair adjuvante endocriene behandeling volgt na de operatie secundair adjuvant. Zie onder secundair adjuvante endocriene behandeling.
CMF i.v.
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
cyclofosfamide |
100 mg/m2 |
i.v. |
1-14 |
methotrexaat |
40 mg/m2 |
i.v. |
1 + 8 |
fluorouracil |
600 mg/m2 |
i.v. |
1 + 8 |
Aantal cycli |
6, cyclus 21 dagen |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
adjuvant |
Toelichting
Standaard wordt 4 x (dose dense) AC-12 x paclitaxel gebruikt, als dit niet eerder is gebruikt. Een 1e generatie schema is oraal 6 x CMF en dit schema kan gebruikt worden als er sprake is van zowel neurotoxiciteit als een pre-existente bekende verminderde cardiale functie. Alternatief bij niet verdragen tabletten is het i.v. CMF schema. De endocriene behandeling volgt bij ERposHERneg mammacarcininoom na de operatie. Zie onder secundair adjuvante endocriene behandeling.
CMF oraal
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
cyclofosfamide |
100 mg/m2 |
p.o. |
1-14 |
methotrexaat |
40 mg/m2 |
i.v. |
1 + 8 |
fluorouracil |
600 mg/m2 |
i.v. |
1 + 8 |
Aantal cycli |
6, cyclus 28 dagen |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
adjuvant |
Toelichting
Standaard wordt 4 x (dose dense) AC-12 x paclitaxel gebruikt, als dit niet eerder is gebruikt. Een 1e generatie schema is oraal 6 x CMF en dit schema kan gebruikt worden als er sprake is van zowel neurotoxiciteit als een pre-existente bekende verminderde cardiale functie. Alternatief bij niet verdragen tabletten is het i.v. CMF schema. De endocriene behandeling volgt bij ERposHERneg mammacarcininoom na de operatie. Zie onder secundair adjuvante endocriene behandeling.
Behandelingen palliatief
Palliatieve behandelingen bij mammacarcinoom kunnen bestaan uit locoregionale en systemische therapie. In principe wordt bij het stellen van de diagnose gemetastaseerde ziekte, stadiëringsonderzoek gedaan en zo mogelijk opnieuw histologisch onderzoek ter beoordeling tumorkenmerken, die veranderd kunnen zijn t.o.v. de primaire tumor. Tumormarkers in het bloed worden alleen ingezet als er geen meetbare/evalueerbare ziekte is om het effect van de behandeling te evalueren. De systemische therapie ook wel medicamenteuze behandeling genoemd wordt gegeven onder hoofdbehandelaarschap van de internist-oncoloog en kan bestaan uit combinaties van endocriene therapie:
(hormonen van de hypothalamus, hormonen en antihormonen en oestrogenen), chemotherapie, doelgerichte behandelingen of proteïnekinaseremmers, CDK4/6 remmers, immunotherapie, ondersteunende behandelingen zoals calciumregulerende middelen (botversterkende medicatie) en glucocorticoïden.
Studiedeelname
Er wordt bij iedere behandeling eerst gekeken of de behandeling in de Friese regio in studieverband kan plaatsvinden, omdat dit voor de vooruitgang bij de behandeling van borstkanker in zijn algemeen en soms ook voor de patiënt zelf voordeel op kan leveren. Er wordt als er geen studie in de Friese regio is of geen standaardbehandeling is, gekeken naar mogelijkheden andere landelijke studiedeelname. Dit betreft dan vaak fase 1 en 2 onderzoeken en/of named patient programs.
Standaardbehandelingen
Onder palliatief valt de behandeling voor gemetastaseerde ziekte en worden verschillende lijnen van behandeling gegeven. De 1e lijns behandeling hangt af van de tumorkenmerken, uitgebreidheid van de metastasen, de klachten die de metastasen geven, geslacht en de menopauzestatus van de patiënt. De kans op clinical benefit (respons en stabiele ziekte) is 50-70% met een mediane responsduur van 12-18 maanden (maar kan zeer variabel zijn!) bij ER-positieve tumoren en 1e lijns endocriene behandeling. De kans op respons is 40-60% met een mediane responsduur van 8-12 maanden bij gebruik van 1e lijns chemotherapie.
Endocriene therapie
Eerste lijns behandeling van keuze is endocrien bij ER-positief mammacarcinoom. Premenopauzaal 1e keuze tamoxifen (+ leuproreline < 40 jaar). Postmenopauzaal letrozol of anastrozol, de niet-steroidale aromataseremmers. Als patiënt deze middelen kortgeleden (< 1jaar geleden) in de adjuvante setting heeft gehad kan gekozen worden voor exemestaan, een steroïdale aromataseremmer of tamoxifen. Als de 1e lijn endocriene behandeling voldoende effectief is geweest naar beoordeling van de internist-oncoloog dan zal de volgende lijn ook een endocriene behandeling kunnen zijn. Tweede lijns endocrien premenopauzaal bestaat uit inductie van de postmenopauze en de behandelingen daarna zijn als in de postmenopauze. Tweede lijns behandeling postmenopauzaal is tamoxifen. Zolang de bijwerkingen en het beloop van de ziekte dit toelaat kan doorgegaan worden met endocriene therapie. Er is geen goede volgorde van endocriene middelen evidence based vast te stellen en dit valt onder de expertise internist-oncoloog. Endocriene middelen, die in 3e lijn en verder ingezet kunnen worden zijn ook megestrol of medroxyprogesteron (dit zijn progestagenen), fulvestrant of ethinylestradiol. Endocriene therapie kan gecombineerd worden met immunotherapie.
Immunotherapie/doelgerichte therapie i.c.m. endocriene therapie
Doelgerichte therapie kan worden gegeven bij ER-positieve HER/neu-negatieve tumoren als 2e-3e lijns behandeling postmenopauzaal na tamoxifen en bij een goed hormoongevoelig mammacarcinoom kan gekozen worden voor exemestaan i.c.m. het doelgerichte middel everolimus, een proteinekinaseremmer. Deze behandeling wordt niet ingezet bij een patiënt die eerder exemestaan heeft gebruikt of bij een patiënt die nog adjuvante endocriene therapie gebruikt of binnen 1 jaar na staken van de adjuvante therapie gemetastaseerde ziekte heeft ontwikkeld. CDK4/6 remmers kunnen gecombineerd worden met endocriene therapie, waarbij de CDK4/6 remmer palbociclib bij ER+ HER- gemetastaseerd mammacarcinoom in 1e lijn en hoger gecombineerd met fulvestrant gebruikt kan worden.
Chemotherapie
Chemotherapie is de keuze van 1e lijns behandeling bij snel progressieve, veel klachten gevende en/of uitgebreide metastasen (vooral bij viscerale metastasen, lymfangitis carcinomatosa long, beenmergmetastasen) of als endocriene therapie niet meer werkzaam is bij ER-positieve tumoren.
Er is geen goede volgorde van chemotherapie evidence based vast te stellen en dit valt dan ook onder de expertise internist-oncoloog.
Als de patiënt niet eerder anthracyclines heeft gehad, dan heeft FEC, een anthracyclinehoudend schema, de voorkeur.
Als de patiënt wel eerder anthracyclines heeft gehad, dan heeft paclitaxel wekelijks de voorkeur. Paclitaxel kan gecombineerd worden met het doelgerichte middel bevacizumab, zoals onder de combinatie immunotherapie/doelgerichte behandeling i.c.m. chemotherapie beschreven wordt.
Carboplatin is m.n. effectief bij patiënten met een BRCA1/2 genmutatie en kan in deze situatie in de 1e lijn ingezet worden. Carboplatin heeft geen aangetoond voordeel bij triple negatieve tumoren zonder BRCA1/2 genmutatie en kan bij ER-positieve tumoren in een volgende lijns behandeling ingezet worden als eerdere chemotherapie voldoende effectief was.
Liposomaal doxorubicine kan eventueel ook worden gegeven als de patiënt wel eerder anthracyclines heeft gehad, maar met terughoudendheid i.v.m. risico cardiotoxiciteit.
Capecitabine is een orale meestal goed te verdragen behandeling en effectief na voorbehandeling met taxanen en anthracyclines.
Let op: lab bepaling DPD voorafgaand aan het geven van capecitabine ter bepaling dosis capecitabine of zelf afzien van de behandeling bij homozygote dpd deficiëntie.
Vinorelbine is een wekelijks intraveneus middel, wat ook bij icterus en bij relevante leverproefstoornissen ingezet kan worden en dit is relevant op een moment dat andere chemotherapie gecontra-indiceerd is. Het kan gegeven worden bij al bestaande neurotoxiciteit.
Etoposide kan oraal gegeven worden na de andere standaardmiddelen, als eerder op chemotherapie voldoende winst behaald werd.
Eribuline kan in 3e lijn ingezet worden na taxanen en antracyclines.
Immunotherapie/doelgerichte therapie i.c.m. chemotherapie
Als de tumor HER/neu-negatief is kan paclitaxel + bevacizumab als 1e lijn behandeling gegeven, waarbij met name bij ER-negatieve patiënten voordeel van deze combinatie wordt verwacht, maar dit is nog onderwerp van onderzoek. Deze combinatie wordt niet in de 2e of verdere lijn gegeven, omdat hier geen winst van is aangetoond. Er is geen 2e lijns doelgerichte standaardbehandeling voor HER/neu-negatieve tumoren. Immunotherapie i.c.m. endocriene therapie heeft nog geen plaats.
Studies/Named Patient Programs
Bij diagnose, behandeling en registratie van het mammacarcinoom lopen veel wetenschappelijke studies. Hiervoor is een landelijke organisatie, de Borstkanker Onderzoek Groep (BOOG). In de Friese regio wordt aangesloten bij deze landelijke studies. De studies zijn opgezet voor alle fasen van borstkanker. Er is een nauwe relatie met de patiëntenvereniging middels de patiëntenadviesgroep. Studies bij borstkanker kunnen vallen onder verschillende hoofdonderzoekers, waarbij voor locoregionale behandeling dat een mammachirurg, radiotherapeut of internist-oncoloog is. Bij gemetastaseerde ziekte is de hoofdonderzoeker de internist-oncoloog. De studies die niet onder de internist-oncoloog vallen zijn niet in dit overzicht opgenomen. Verdere informatie is te vinden onder info@boogstudycenter.nl of www.boogstudycenter.nl.
Named patient programs betreft medicatie die nog niet standaard is, maar waar via een speciale regeling wel voor een individuele patiënt belangrijk kan zijn. Informatie hierover komt in het gesprek tussen internist-oncoloog en patiënt zo nodig aan de orde.
Zie ook de niet tumorspecifieke informatie en studies CPCT (Center Personalized Cancer Treatment), drup studie en SDM (Shared Decision Making).
CPCT en drup zijn niet specifiek op het mammacarcinoom gerichte studies, maar zodra er geen standaardbehandelingen beschikbaar zijn, dan kunnen ook patiënten met mammacarcinoom hiervoor in aanmerking komen. SDM is een niet specifiek op het mammacarcinoom gerichte studie, maar betreft ook patiënten met mammacarcinoom.
Sonia studie
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
arm A: letrozol in 1e lijn gevolgd door fulvestrant met palbociclib in 2e lijn |
Letrozol 2,5 mg Fulvestrant 500 mg Palbociclib 125 mg |
p.o.
i.m.
p.o. |
Continu Dag1, 15, 29 en daarna maandelijks Dag 1t/m 21 per 28 dagen |
arm B: letrozol met palbociclib in 1e lijn gevolgd door fulvestrant in 2e lijn |
Letrozol 2,5 mg Palbociclib 125 mg Fulvestrant 500 mg |
p.o.
p.o.
i.m. |
Continu Dag 1t/m 21 per 28 dagen Dag1, 15, 29 en daarna maandelijks |
Aantal cycli |
Tot progressie of toxiciteit, waarbij na 1e lijn 2e lijn in de studie bepaald is. |
||
Emetogeniteitsklasse |
minimaal (risico < 10%) | ||
Indicatie(s) |
Gemetastaseerd, ER-pos en HER-neg , postmenopauzaal. In de 1e lijn. |
Toelichting
Sonia studie onderzoekt: verschil in effect tussen in 1e lijn palbociclib (een CDK4/6 remmer) of in 2e lijn gekoppeld aan endocriene behandeling bij uitgezaaid borstkanker
BOOG studie zie info@boogstudycenter.nl
Studie open op locatie: Drachten: ja / Heerenveen: ja / Leeuwarden: ja / Sneek: ja
Poseidon studie
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
arm A: tamoxifen met placebo |
20 mg en placebo |
p.o. |
continu |
arm B: tamoxifen met taselisib |
studie |
p.o. |
Vlgs schema |
Aantal cycli |
Tot progressie of toxiciteit |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
Gemetastaseerd, ER-pos en HER-neg, postmenopauzaal. Niet eerder behandeld met tamoxifen. In meerdere lijnen |
Toelichting
Poseidon studie onderzoekt: verschil in effect tussen de endocriene behandeling tamoxifen met het middel taselisib (PIK3CA remmer) vs tamoxifen met placebo bij uitgezaaid borstkanker
AVL studie info: poseidon@nki.nl
Studie open op locatie: Drachten: nee / Heerenveen: nee / Leeuwarden: ja / Sneek: nee
Kuren chemotherapie Palliatief
FEC70
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
fluorouracil |
500 mg/m2 |
i.v. |
1 |
epirubicine |
70 mg/m2 |
i.v. |
1 |
cyclofosfamide |
500 mg/m2 |
i.v. |
1 |
Aantal cycli |
Max 6c 1 x per 21 dagen |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
mammaca gemetastaseerd |
Toelichting
1e keus indien niet eerder antracyclines gehad. Effect op overleving gelijkwaardig andere chemotherapieschema’s.
Paclitaxel
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
paclitaxel |
80 mg/m2 |
i.v. |
1,8 en 15 |
Aantal cycli |
8, 1x/ 28 dagen |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
gemetastaseerd |
Kuurtoelichting: Paclitaxel (mamma)
Verbonden toedienlijsten
Toelichting
1e lijn indien patiënten al eerder een anthracycline kregen en geen bevacizumab gebruikt wordt. Het effect van de cold capp op haarbehoud is goed bij dit schema.
Capecitabine
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
capecitabine |
1250 mg/m2 2 x dd |
p.o. |
1-15 |
Aantal cycli |
Cyclus 21 dagen, tot progressie of toxiciteit |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
gemetastaseerd |
Kuurtoelichting: Capecitabine palliatief (mamma)
Verbonden toedienlijsten
Toelichting
DPD bepalen in bloed. Indien heterozygoot, 50-75% dosering afhankelijk type deficientie, indien homozygote dpd deficiëntie geen capecitabine geven. Bij leeftijd >70 jaar of comorbiditeit overweeg start 1000 mg/m2 2 x dd.
Liposomaal-Doxorubicine
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
liposomaal doxorubicine |
50 mg/m2 |
i.v. |
1 |
Aantal cycli |
12 x of tot progressie 1x per 28 dagen |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
gemetastaseerd |
Kuurtoelichting: Liposomaal Doxorubicine (mamma)
Verbonden toedienlijsten
Vinorelbine
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
vinorelbine |
30 mg/m2 |
i.v. |
1 |
Aantal cycli |
Cyclus 7 dagen. Tot progressie of toxiciteit |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
gemetastaseerd |
Toelichting
1e keus bij ernstige leverproefstoornissen.
Etoposide
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
etoposide |
100 mg 1 x dag x 7-10-14 dagen, 1 x per 3 weken. |
p.o. |
1 x dd |
Aantal cycli |
Tot progressie |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
gemetastaseerd 3e lijn, en verder. |
Carboplatin
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
carboplatin |
AUC 6 |
i.v. |
1 |
Aantal cycli |
6 of tot progressie, cyclus 21 dagen |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
gemetastaseerd |
Toelichting
Bij BRCA1/2 genmutatie 1e keus middel. AUC berekening kreatinineklaring met de Cockroft Gault formule en de carboplatin dosering met de Calvertformule.
Eribuline
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
eribuline |
1,23mg/m2 |
i.v. |
1 |
Aantal cycli |
6, cyclus 21 dagen |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
gemetastaseerd |
Endocriene therapie +/- doelgericht/immunotherapie Palliatief
Tamoxifen-Leuproreline
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
tamoxifen |
20 mg |
p.o. |
1dd |
leuproreline |
3,6 mg |
s.c. |
1x/28 dagen |
Aantal cycli |
tot progressie |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
Premenopauzaal (onafhankelijk leeftijd), gemetastaseerd, ER+ |
Letrozol of anastrozol
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
letrozol |
2,5 mg |
p.o. |
1dd1 |
anastrozol |
1 mg |
p.o. |
1dd1 |
Aantal cycli |
tot progressie |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
Postmenopauzaal, gemetastaseerd, ER+ |
Letrozol of Anastrozole icm Palbociclib postmenopauzaal
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
letrozol |
2,5 mg |
p.o. |
1dd1 |
anastrozol |
1 mg |
p.o. |
1dd1 |
palbociclib |
Palbociclib dosis 125 mg 1dd x 21 dagen, daarna 1 week rust |
p.o. |
1x per 28 dagen |
Aantal cycli |
tot progressie |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
Postmenopauzaal, gemetastaseerd, ER+ |
Kuurtoelichting: Letrozol of Anastrozol i.c.m. Palbociclib postmenopauzaal (mamma)
Verbonden toedienlijsten
Toelichting
M.b.t. palbociclib: Lab en controles 1 x per 4 weken en de 1e 2 cycli ook op dag 15 een bloedbeeld controle.
Indien dosisaanpassing nodig is 1e stap 100 mg dd x 21 dagen en laatste stap 75 mg x 21 dagen dd cyclus 28 dagen.
In de 1e lijn gebruiken we deze combinatie als patiënten endocrien adjuvant behandeld zijn en onder deze behandeling of binnen 12 maanden na stoppen van de behandeling metastasen krijgen (waarbij de afweging is dat beperkte metastasen niet de combinatie met palbociclib hoeven en bij een fulminanter beloop van metastasen er voor chemotherapie gekozen wordt).
Exemestaan-Everolimus
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
exemestaan |
25 mg |
p.o. |
1dd1 |
everolimus |
10 mg |
p.o. |
1dd |
Aantal cycli |
tot progressie |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
gemetastaseerd, ER+ |
Kuurtoelichting: Exemestaan (=Aromasin)-Everolimus (=Afinitor) (mamma)
Verbonden toedienlijsten
Exemestaan
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
exemestaan |
25 mg |
p.o. |
1dd1 |
Aantal cycli |
Tot progressie |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
gemetastaseerd, ER+ |
Kuurtoelichting: Exemestaan = Aromasin (mamma)
Verbonden toedienlijsten
Tamoxifen
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
tamoxifen |
20 mg |
p.o. |
1dd1 |
Aantal cycli |
tot progressie |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
gemetastaseerd postmenopauzaal, ER+ |
Megestrol of Medroxyprogesteron
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
megestrol |
160 mg |
p.o. |
1dd1 |
medroxyprogesteron |
500 mg |
p.o. |
1dd |
Aantal cycli |
Tot progressie |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
gemetastaseerd, ER+ en endometriumcarcinoom |
Toelichting
Megestrol is alleen via de internationale apotheek te verkrijgen. Dit moet op het recept vermeld.
Fulvestrant
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
fulvestrant |
500 mg |
i.m. |
1x/28 dagen |
Aantal cycli |
Tot progressie |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
gemetastaseerd, ER+ |
Kuurtoelichting: Fulvestrant = Faslodex (mamma)
Verbonden toedienlijsten
Toelichting
Eenmalig na 14 dagen 1 x extra fulvestrant 500 mg i.m. (diep in bilspier) geven.
Fulvestrant i.c.m. Palbociclib postmenopauzaal
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
fulvestrant |
500 mg |
i.m. |
1x/28 dagen |
palbociclib |
Palbociclib dosis 125 mg 1dd x 21 dagen, daarna 1 week rust |
p.o. |
1x per 28 dagen |
Aantal cycli |
Tot progressie |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
Postmenopauzaal, gemetastaseerd, ER+ 2e lijn |
Kuurtoelichting: Fulvestrant i.c.m. Palbociclib of Ribociclib (mamma)
Verbonden toedienlijsten
Toedieningsschema Fulvestrant i.c.m. Palbociclib of Ribociclib
Toelichting
Eenmalig na 14 dagen 1 x extra fulvestrant 500 mg i.m. (diep in bilspier) geven.
M.b.t. palbociclib: Lab en controles 1x per 4 weken en de 1e 2 cycli ook op dag 15 een bloedbeeld controle.
Indien dosisaanpassing nodig is 1e stap 100 mg dd x 21 dagen en laatste stap 75 mg x 21 dagen dd cyclus 28 dagen.
In de 2e lijn gebruiken we deze combinatie als patiënten niet eerder palbociclib kregen en bij een fulminanter beloop van metastasen er voor chemotherapie gekozen wordt.
Fulvestrant, Gosereline en Palbociclib premenopauzaal
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
fulvestrant |
500 mg |
i.m. |
1x/28 dagen |
palbociclib |
Palbociclib dosis 125 mg 1dd x 21 dagen, daarna 1 week rust |
p.o. |
1x per 28 dagen |
gosereline |
3,6mg |
s.c. |
1x per 28 dagen |
Aantal cycli |
Tot progressie |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
Premenopauzaal, gemetastaseerd, ER+ |
Toelichting
Eenmalig na 14 dagen 1 x extra fulvestrant 500 mg i.m. (diep in bilspier) geven.
M.b.t. palbociclib: Lab en controles 1x per 4 weken en de 1e 2 cycli ook op dag 15 een bloedbeeld controle.
Indien dosisaanpassing nodig is 1e stap 100 mg dd x 21 dagen en laatste stap 75 mg x 21 dagen dd cyclus 28 dagen.
In de 2e lijn gebruiken we deze combinatie als patiënten niet eerder palbociclib kregen en bij een fulminanter beloop van metastasen er voor chemotherapie gekozen wordt.
Ethinylestradiol
Medicament |
Dosis |
Route |
Dag |
ethinylestradiol |
0,05 mg 4 tbl./ opbouwen |
p.o. |
1dd |
Aantal cycli |
tot progressie |
||
Emetogeniteitsklasse |
|||
Indicatie(s) |
gemetastaseerd, ER+ |
Toelichting
Dosering is niet vastgelegd. Gestart zou kunnen worden met 0,2 mg/dag.